25.8.05

Links

Ik behoor tot de linkervleugel van de PvdA. Als er in Ouderkerk een SP actief was geweest, dan was ik destijds waarschijnlijk dáár lid van geworden. Mijn leraar maatschappijleer was een langharig product van de jaren zestig, had als een van de weinige docenten openlijk lak aan autoriteit, liep als enige van de school op Jezussandalen en opende voor mij een nieuwe wereld. De docent aardrijkskunde was actief in de CPN en hem kwam ik nog wel eens tegen bij Stop de Neutronenbom demonstraties. Ik droeg een gebroken geweertje, flirtte beurtelings met CPN, PSP en PvdA maar werd uiteindelijk toch het meest geraakt door de passie van Joop den Uyl. Met het mooiste meisje uit 5HAVO verdiepte ik me in leven en werken van Lenin en op de universiteit las ik alles wat ik kon vinden van en over Marx en Engels. De Verelendungstheorie is gesneden koek en het gezegde dat godsdienst opium van het volk is, is voor mij nog even waar als toen Marx dat zo’n anderhalve eeuw geleden opschreef. Overigens las ik tot mijn vreugde deze week dat Marx nog altijd niet echt dood is, want het beste tijdschrift van de wereld, het Duitse Der Spiegel, kopt deze week: Ein Gespenst kehrt zurück – het spook van het communisme blijkt weer rond te waren – maar dit terzijde.
Als ‘links’ politicus worstel ik met vraagstukken die de kerk aangaan. En daar zijn er nogal wat van in Ouderkerk. Te beginnen met het ambtsgebed in de vergaderingen van de gemeenteraad, dat ik word gedwongen aan te horen, tot de strikte handhaving van de zondagsrust in Ouderkerk aan den IJssel en het feit dat we als burgerlijke overheid nog altijd opdraaien voor het onderhoud van de kerktoren in datzelfde dorp. En dan nu de scheuring in de kerk, die aan de basis ligt van een politieke bijna-crisis.
Lenin, herinner ik mij uit de tijd dat ik mijn aandacht moest verdelen tussen mijn co-auteur van het HAVO-werkstuk en het onderwerp zelf, was niet per se anti-kerk. Ik heb het nog even nagezocht, hij schreef: “Het moet een ieder volkomen vrijstaan onverschillig welke godsdienst aan te hangen of ook geen enkele godsdienst te erkennen, d.w.z. atheïst te zijn, wat elke socialist in de regel immers ook is.” Maar, voegde hij er in één adem aan toe, er moet wel een absolute scheiding tussen kerk en staat zijn. Overigens beschouwde hij de ‘druk van de kerk’ waaronder christenen gebukt gaan, ook als een product van de economische druk binnen de maatschappij. En uiteindelijk zal het proletariaat de economische slavernij afschaffen, en daarmee deze ‘ware bron van religieuze versuffing van de mens’ uit de weg ruimen.
Ik blijf duimen, maar zo ver is het in Ouderkerk nog niet.
Lenin indachtig wil ik daarom respectvol blijven naar de kerk toe. Ik ben in de loop der jaren ook wel zo ‘liberaal’ geworden dat ik mensen, organisaties, veel vrijheid gun – ook de kerk. Maar vrijheid heeft grenzen, en die zijn bereikt wanneer de vrijheid van anderen wordt aangetast. Dat dreigt nu in Ouderkerk aan den IJssel te gebeuren. Het staat de ene kerk vrij zich af te scheiden van de andere, ook als dat leidt tot een huisvestingsprobleem. Maar het gaat te ver om ervan uit te gaan, dat daarmee ook de weg open ligt voor welke oplossing voor dat probleem dan ook. De overheid behoort zich niet met de kerk te willen bemoeien, maar als de kerk een probleem veroorzaakt waardoor andere belangen in gevaar dreigen te komen, dan móet de overheid wel optreden. Misschien door te gaan bemiddelen tussen de twee ruziënde kerkpartijen, zodat dat bestaande gebouw gewoon door beide gebruikt kan blijven worden. Dan is een noodgebouw helemaal niet meer nodig.

Geen opmerkingen: