23.4.09

Martin Bril

Vanmorgen las ik de Volkskrant en ik moest huilen.
Martin Bril, 49 jaar jong, briljant stukjesschrijver, bedenker van rokjesdag, is dood. Darmkanker.
Ik heb hem niet gekend, maar toch beschouwde ik hem als een vriend. Zijn dagelijkse column was de vaste start van de dag, altijd goed voor een glimlach. Het feuilleton Evelien was een feest der herkenning, de gelijknamige televisieserie kluisterde mij aan de buis.
Dat de mooiste vrouw van Nederland de hoofdrol speelde had daar ook mee te maken, maar dit terzijde.
Martin Bril was ongeveer even oud als ik. Zijn stukjes waren veel beter dan die van mij en daardoor een inspiratiebron, een voorbeeld. Gepassioneerd schreef hij over zijn Volvo en verbaasde zich over de elektronische foefjes die in zijn nieuwe model zaten verborgen. Herkenbaar. Hij had, net als ik, ‘iets’ met Frankrijk en het goede leven, het eten en de wijn. Ik voelde, kortom, verwantschap.
Zijn columns brachten hem in alle uithoeken van het land en iedere plek werd even raak en liefdevol beschreven. Op 18 februari 2002 was hij in Gouderak om verslag te doen van het bezoek dat lijsttrekker Ad Melkert op uitnodiging van de PvdA Ouderkerk bracht aan het dorp waar hij is opgegroeid. Had ik geweten dat Martin Bril er bij zou zijn, dan had ik hem zeker even aangesproken. Maar ik wist het niet, ik las het pas de volgende dag in de Volkskrant.
Als bescheiden eerbetoon aan een uniek schrijver en een unieke man, hieronder nog een keer die column.
Ik ga hem missen, iedere ochtend als ik de krant van de mat opraap.

Melkert
Ad Melkert bracht gisteren een bliksembezoek aan zijn geboortedorp Gouderak, een vlek op de kaart ter hoogte van Gouda, aan de Hollandse IJssel.
Mooie rivier.
Gouderak ligt er niet alleen. Aan de overkant van het water ligt Moordrecht. Tussen de twee plaatsen vaart een pontje heen en weer. Er kunnen twee auto's, wat fietsers en voetgangers op en dan is het vol. De overtocht duurt nog geen drie minuten.
Waar Moordrecht een dorp met enige allure is, is Gouderak niet veel soeps. Op de dijk zitten een snackbar, een kledingzaak met een etalage vol pyjama's en een groentezaak die sinds maart 2001 is gesloten. Van de dijk af, landinwaarts, ligt tussen de oude nieuwbouw een klein winkelcentrum, een dorpshuis en dat is het.
Vlakbij waar de pont aanlegt is de kapperszaak van vader Melkert. De zaak is gevestigd in een oud-Hollands pandje, aan de Veerstraat die gewoon doodloopt in de klotsende rivier waarop druk scheepvaartverkeer is. Naast de deur hangt een bordje met de openingstijden en de mededeling: 'b.g.g. ingang om de hoek'. Omdat het maandag was, was de zaak niet geopend, maar de kapper was er natuurlijk wel en hij deed de deur van het slot.
Van binnen was de zaak van een adembenemende ouderwetsheid. Twee lichtbruine banken voor de wachtenden, een leesmap op tafel, een stoel voor de geknipte, een kruk voor de kapper zelf. Aan de kapstok hing diens kappersjasje, wit met een lichtgroen streepje. Boven de banken hingen oude vitrinekasten, spaarzaam ingericht met zulke produkten als Old Spice, De Vergulde Hand en Wellaform haarcrème. Ook was er een bordje met daarop de tekst: 'Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper'.
De vader was een man die niet anders dan kapper kon zijn. Hij was gedrongen, hij was nagenoeg kaal, hij droeg een grote, gouden bril, hij had kleine voeten waaraan hij soepele zwarte schoenen droeg en de das die op zijn dikke buik lag, zat aan zijn overhemd vast met een zilveren dasspeld waaraan twee bedeltjes bungelden.
Een piepklein zilveren schaartje.
Een piepklein zilveren kammetje.
Hij was zenuwachtig omdat de lijsttrekker te laat was. Hij vermoedde dat Ad in de file stond. Dat is wat alle ouders denken als hun drukke kinderen te laat zijn. Hij vertelde over zijn vader en grootvader die ook kapper waren geweest, zij het niet hier, maar in Gouda. Boven de spiegel hingen hun foto's.
Wie in de kappersstoel ging zitten kon in de spiegel zien hoe laat het was, want aan een van de muren hing een klok die de tijd aangaf in spiegelbeeld. Hij vertelde over de rivier, de pont, en het kleine broertje van Ad dat ooit op zijn driewielertje het water is was gereden en door de lijsttrekker was gered.
Daar was ineens Ad.
Een beetje verlegen.
En in gezelschap van cameraploegen en fotografen die de kleine winkel onmiddellijk vulden. Dat was vooral jammer voor de geur die er hing, die klassieke lucht van een kapperszaak, een mengsel van linoleum, scheerzeep, lotion en natte regenjassen die decennia lang aan de kapstok hebben gehangen. Buiten klotste de rivier wild, want de Emma uit Dordrecht kwam zwaarbeladen voorbij.

14.4.09

RK

Zo, Goede Vrijdag en pasen zijn weer voorbij, de zalm, witte wijn en eieren zijn verwerkt evenals het jaarlijkse portie lijden dat we door de media voorgeschoteld krijgen. Met als vertrouwd hoogtepunt natuurlijk de filmversie van de rockopera Jesus Christ Superstar. Een film uit 1973, dus ik zal ’m nu ongeveer 36 keer gezien hebben en kan de teksten dromen. Grappig hoe tijdloos de film blijkt. Het verhaal is per definitie tijdloos, anders zou het geen twee eeuwen hebben standgehouden, maar de muziek is ook knap gemaakt. Mijn dochter is nogal van de ruigere rock en zij verheugde zich vooraf al een paar dagen op de ook voor haar zoveelste reprise van de film. Een paar keer klonk de verzuchting dat vooral Judas en Jezus toch wel heel erg mooi konden zingen. En Ted Neeley was een mooie jongen, dat scheelde ook.
Hij schijnt nog altijd Jezus te spelen, op Broadway. Maar van Maria Magdalena, gespeeld door Yvonne Elliman, hebben we na JC Superstar weinig meer gehoord. Ze schitterde nog een keer op het Bee Gees-album Saturday Night Fever met If I Can’t Have You, maar daarna werd het allengs stiller rond haar.
Jammer, ook een goede stem. En een mooie Maria ook, begrijpelijk dat Jezus als een blok voor haar viel.
Over Maria gesproken. Las in de krant dat Jan Franssen, de Commissaris van de koningin in Zuid-Holland, was overgelopen van de protestantse naar de rooms-katholieke kerk. Gelijk heeft-ie. Ik had ooit een katholieke vriendin en bezocht met haar op hoogtijdagen als pasen en kerst de mis. Je doet tenslotte rare dingen als je verliefd bent. Ik trof een mooie, lichtvoetige sfeer, toeters, bellen, wierook en wijn. Theater, daar houd ik wel van. Kom daar in een koude protestantse dienst maar eens om. Dat is afzien hoor, in de harde kerkbankjes.
Het is alweer twee weken geleden dat we met bijna de voltallige gemeenteraad de uitvaartdienst van onze burgemeester bijwoonden. Thieu was ook katholiek, wat zich manifesteerde in zijn goedlachse bourgondische spontaniteit en zijn glaasje korenwijn na afloop van vergaderingen. Zo lang ze geen Gijsen of Ratzinger heten kunnen katholieken bij mij niet gauw stuk. Zal wel met mijn vriendin van vroeger te maken hebben, en met carnaval. Hoe dan ook, het was een mooie, ontroerende bijeenkomst, zo een die iedereen voor zichzelf ook zou wensen. Ik hoorde later dat een van Thieu’s kleinkinderen had gezegd, nadat hij alle toespraken had gehoord: ‘Opa heeft wel veel bruggen gebouwd hè.’ En dat had hij natuurlijk ook.
Over Thieu is de afgelopen weken al veel gezegd en geschreven, en het is allemaal wáár. Hier volsta ik verder maar met de opmerking dat ik hem zal missen, nog heel lang.
Nog even terug naar Jan Franssen. Het nieuws van zijn desertie uit de protestantse kerk was nog niet afgekoeld of ik las alweer het volgende bericht over hem: hij komt op uitnodiging van de SGP-jongeren in Schoonhoven debatteren over de toekomst van de Krimpenerwaard.
Curieus. Als die jongeren hadden geweten dat Franssen baalde van het steriele en kille klimaat in de protestantse kerk, zouden ze hem dan ook gevraagd hebben?