18.4.07

Zellingwijk

Vorige week gingen de hekken van de hermetisch afgesloten Zellingwijk voor mij even open.
Een journaliste van het AD had gevraagd of ik geïnterviewd wilde worden op de plek waar ik ben opgegroeid. ‘Doet het je wat?’ vroeg ze, terwijl we over de asfaltvlakte wandelden waar ik ooit voetbalde, met de slee speelde, vuurtjes stookte en mijn doodgereden poezen begroef – in de tuin, naast de ouderlijke woning aan de Havenstraat 16.
Had ze die vraag tien, vijftien jaar geleden gesteld, dan had ik wellicht meer emoties gevoeld. Maar ik ben inmiddels zo gewend aan het troosteloze beeld, dat ik misschien tot haar spijt de vraag ontkennend moest beantwoorden. De emoties die er ooit waren, zijn door de tijd gesmoord. De Zellingwijk, míjn Zellingwijk, bestaat niet meer. Die is al lang dood en begraven – letterlijk, onder het asfalt.
Natuurlijk heb ik mijn herinneringen. Goede en slechte, plezierige en verdrietige – maar die verschillen niet van die van een ander die terugkeert naar de plek waar hij of zij is opgegroeid. En hoeveel van mijn leeftijdgenoten zullen, als zij teruggaan naar de plek van hun jeugd, een onveranderde omgeving aantreffen? Niet veel, denk ik.
De manier waarop de bewoners van de Zellingwijk destijds moesten vertrekken, was dramatisch, dat wel. Mijn ouders hadden jaren gespaard voor ze het huis van hun dromen konden kopen. En als je vervolgens na twintig jaar wordt gedwongen te verhuizen, alles wat je hebt opgebouwd achter te laten, dan is dat heel, heel hard.
Of mijn ervaringen met de Zellingwijk ook hebben bijgedragen aan de beslissing om politiek actief te worden, wilde ze weten. Dáár kon ik wel volmondig ‘ja’ op antwoorden. De geschiedenis van de Zellingwijk is natuurlijk één grote aanklacht tegen de overheid, een toonbeeld van falend beleid. Daarvan was al sprake eind jaren vijftig, begin zestig van de vorige eeuw, toen de overheid signalen dat er dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen, stelselmatig negeerde. Daarvan is ook sprake sinds de gedwongen ontruiming, begin jaren tachtig, doordat beloftes over termijnen van sanering en herinrichting nooit zijn nagekomen en steeds worden doorgeschoven.
Helaas heb ik daar als gemeenteraadslid niets tegen kunnen doen, maar ik heb wel geleerd hoe ingrijpend het handelen of het niet-handelen van een overheid kan zijn voor mensen die van diezelfde overheid afhankelijk zijn. Bij het nemen van besluiten in de gemeenteraad probeer ik de impact op langere termijn altijd voor ogen te houden.
Wat vind je eigenlijk van Gouderak als dorp? was een andere vraag.
Tja.
Moest ik een sociaal wenselijk en chauvinistisch antwoord geven, dat het natuurlijk het mooiste dorp van de Krimpenerwaard is, een parel aan de IJssel? Of moest ik eerlijk zijn en tot mijn spijt bekennen, dat ik Gouderak eigenlijk het lelijke eendje van polder vind?
Ik koos voor het laatste. En dat komt door die Zellingwijk. Niet alleen is het een aanfluiting voor wie vanuit Gouda het dorp binnen komt, en is het doodzonde dat de historische panden aan de noordkant van de Dorpsstraat gesloopt moesten worden - de ontruiming heeft er ook voor gezorgd dat er in hoog tempo elders in het dorp woningen moesten worden gebouwd, waardoor er nauwelijks groen of speelruimte is overgebleven.
Een boeiend dorp is het zeker. Maar mooi? Nee.
Een nieuwe Zellingwijk kan dat beeld doen kantelen. Maar dan wel een Zellingwijk met veel groen, en veel speelruimte. Waar kinderen kunnen voetballen, met de slee spelen en – vooruit, waarom niet – vuurtje kunnen stoken? Waar huizen tuinen hebben die groot genoeg zijn om de dode poes te begraven.
Omdat de kinderen van nu evenveel recht hebben op ruimte als ik had, 35 jaar geleden. Maar dan wel schóne ruimte. Een verantwoordelijkheid van de overheid.
Krijgt die toch nog de kans de fouten uit het verleden een beetje goed te maken.
Jammer dat het voor de meesten van de oorspronkelijke bewoners van de Zellingwijk veel te laat komt. Ze zijn inmiddels overleden of te oud om nog gebruik te kunnen maken van het beloofde recht op terugkeer.
Beloof nooit iets wat je niet waar kunt maken. Da’s ook een les die ik heb geleerd. Geen onbelangrijke voor een raadslid.

10.4.07

Homo's

Homo’s houden van het koningshuis, las ik vorige week in een krant.
Is dat zo? Hebben homo’s een soort monarchie-gen waardoor ze allemaal van Oranje houden? Zijn er geen republikeinse homo’s, die het koningshuis een anti-democratisch en geldverslindend instituut vinden? Vast wel.
Maar goed, het koningshuis houdt ook van homo’s. Niet voor niets zette de koningin een jaar of zeven geleden haar handtekening onder een wet die het huwelijk voor iedereen open stelde, ook voor homo’s. Nederland liep weer eens voorop in de wereld, en terecht.
Jammer dat er nu een regeerakkoord ligt, waarin ruimte wordt geboden aan ambtenaren met ‘gewetensbezwaren’ om geen homo’s te hoeven trouwen. Ambtenaren moeten gewoon de wet uitvoeren, dat is hun werk. En als die wet ze niet bevalt, dan moeten ze geen ambtenaar van de burgerlijke stand worden.
Dat is precies wat gemeenteraden van inmiddels al zo’n 60 gemeenten willen bereiken. Dat ambtenaren niet discrimineren, dat voor de wet iedereen gelijk is en dus door de overheid en haar dienaren ook gelijk moeten worden behandeld.
Was die ene zin niet in het regeerakkoord opgenomen, dan hadden gemeenten zich niet gedwongen gevoeld dit foutje te repareren. Mensen vragen mij wel eens waar ik me druk om maak, homo’s kunnen toch gewoon trouwen in Ouderkerk? Inderdaad, en dat moet vooral ook zo blijven. Juist om te voorkomen dat er in de toekomst een situatie ontstaat dat ze dat niet meer kunnen. En het gaat het om een van de belangrijkste principes van onze rechtsstaat, namelijk dat iedereen voor de overheid gelijk is. Daar mogen we ons best druk om maken, zeker als lid van een gemeenteraad.