28.2.09

Darwin

Charles Darwin had 200 jaar geleden maar beter niet geboren kunnen worden, dan hadden we nu geen Darwinjaar gehad. Want wat haalt die man zo lang na zijn dood nog veel overhoop. Het lijkt wel of orthodox-christelijk Nederland nu eindelijk zijn kans schoon ziet om het denkend deel van de bevolking te bekeren.
Het begon nog hoopvol, met Andries Knevel die ineens het licht zag en plechtig verklaarde dat hij niet langer gelooft in het scheppingsverhaal, dat hij zijn kinderen en televisiekijkend Nederland jarenlang lariekoek heeft verkondigd en dat het toch wel waar is dat er op aarde ooit dinosaurussen hebben rondgelopen – rare beesten die in ieder geval niet op Noachs passagierslijst stonden.
Maar daarna sloeg het gereformeerde volksdeel terug. Niet alleen in Hilversum kreeg Knevel de wind van voren, in heel Nederland zullen we weten dat het christendom ook z’n fundamentalisten in huis heeft. Misschien is het mijn verbeelding, maar ineens duiken ze overal in het nieuws op. Uitgerekend rond de geboortedag van Darwin, dat kan geen toeval zijn.
Neem Scherpenisse, waar de eigenaar van het pand waarin zich de enige pinautomaat van het dorp bevindt, bepaalt dat die pinautomaat op zondag mag rusten. Daar sta je dan als toerist met je lege portemonnee. Terecht dat mijn partijgenoot Peter Suurland, gemeenteraadslid in Tholen waar Scherpenisse onder valt, daar tegen ageert. Een pinautomaat dient een algemeen belang en algemene belangen zijn er ook op zondag.
Curieus trouwens dat in datzelfde Tholen ’s lands eerste pillenautomaat is geopend, waar je 24/7 je medicijnen uit de muur kunt trekken, zeg maar de farma-Febo.
Het kan nog gekker dan Scherpenisse. Donderdag las ik een interview met ene meneer Op ’t Hof, voorzitter van de Landelijke Stichting tot Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen – de gereformeerde evenknie van de rooms-katholieke missie. Deze club komt in opstand tegen de kentekenplaat, omdat daar de Europese vlag op staat: blauw met gele sterren. En dat zou een rooms-katholiek symbool zijn. Ik citeer: ‘De twaalf sterren uit het bijbelboek Openbaring symboliseren in de rooms-katholieke traditie de verering van Maria en dat beschouwen wij als onbijbels.’
Hier verliest Op ’t Hof mij. Iets wat in de bijbel staat, is onbijbels? Het is een gereformeerde logica die ik niet kan volgen. Maar daar heb ik, ik geef het toe, vaker moeite mee.
Het dieptepunt van het Darwinjaar tot nu toe is de brievenbusvervuiling in de vorm van de folder ‘Evolutie of schepping’ (Belangrijk! Levensbelang!) waarin met tenenkrommende beweringen wordt geprobeerd aan te tonen dat Darwin eigenlijk slechts een onnozele hals was. Iets wat in het verleden is gebeurd, is technisch niet te bewijzen, staat er letterlijk. En meer nonsens die ronduit schofferend is voor de wetenschap. Maar beledigen mag, want we hebben hier vrijheid van meningsuiting. Soms is dat jammer.
Arme Darwin. Als hij wist wat hij heeft losgemaakt, zou hij zich in zijn graf omdraaien.
De schrijvers van de brochure zijn er in ieder geval in geslaagd op één punt het ongelijk van Darwin te bewijzen. Het denkvermogen van mensen blijkt niet te evolueren. Althans, niet bij de mensen die hardnekkig in de schepping blijven geloven. En dat was nou juist waarin wij ons onderscheiden van onze neefjes in Artis.

17.2.09

Pim

Toen Pim Fortuyn met slaande ruzie vertrok van de Groningse universiteit en in 1990 of daaromtrent in Rotterdam werd benoemd tot bijzonder hoogleraar, was ik journalist bij het weekblad Quod Novum van de Erasmus Universiteit. Omdat ik de befaamde Wet van Pim (‘Waar Pim is, is ruzie’) wel eens wilde toetsen, ging ik bij hem op bezoek voor een interview.
Het werd een gedenkwaardig gesprek. Na wat inleidende opmerkingen over zijn reputatie als ruziezoeker, zijn zoektocht naar de geschikte politieke partij (hij zwalkte van marxisme naar sociaal-democratie) en zijn laatste geesteskind (de OV-studentenkaart, toen een heikel onderwerp bij de studentenvakbond omdat de introductie gepaard ging met een fikse korting op de basisbeurs, terwijl nu alle studenten denken dat die kaart gratis is omdat ze niet meer weten dat hun voorgangers hiervoor een flinke veer hebben moeten laten, maar dat terzijde) – ging het al snel over de goede dingen des levens. De ambiance was er ook naar: Fortuyn ontving mij in een strak maatpak waarin het slanke lijf goed tot zijn recht kwam, met prachtige stropdas, een dun sigaartje elegant tussen de vingers. Op de achtergrond gedempte klassieke muziek, op tafel een fles goede rode wijn. Het gesprek ging over hedonisme, over uiterlijkheden, over smaak, over Rotterdam en over Grote Sociologische Vraagstukken. We waren beiden socioloog, dus dat schepte een band.
Achteraf realiseer ik me dat we niet eens over seks spraken. Vreemd eigenlijk, gezien zijn latere openhartigheid over zijn seksleven.
Hoe dan ook: van de vele interviews die ik heb gedaan, was dit er een die mij is bijgebleven. Ik heb zijn latere wetenschappelijke en politieke carrière dan ook met belangstelling gevolgd.
Pim Fortuyn is alweer bijna zeven jaar dood. In de nacht van 6 op 7 mei 2002 droomde ik dat ik getuige was van een heftige ruzie tussen Fortuyn en leden van zijn politieke beweging. De inzet was het leiderschap van de partij. De discussie liep hoog op en eindigde in een ordinaire vechtpartij (waar Pim is, is ruzie!) waarin Fortuyn aan het kortste eind trok. Ik droom wel vaker en meestal ben ik de inhoud ’s morgens alweer vergeten. Dit keer kon ik het wel navertellen aan de ontbijttafel in ons vakantiehuis in Zuid-Frankrijk. Toen we ’s middags in de stromende regen door St. Tropez liepen lag daar De Telegraaf met het bericht, dat Pim Fortuyn de dag ervoor in het Mediapark in Hilversum was vermoord.
Ik geloof niet in verbanden tussen droom en realiteit, maar bizar was het wel.
Om de een of andere reden mocht ik Fortuyn wel. Een haantje was het natuurlijk, een ijdeltuit van de eerste orde en met zijn opvattingen over de samenleving vloog hij vaak uit de bocht, maar toch: het zou interessant zijn om te weten hoe hij het als premier had gedaan. De pech van Pim was dat hij de foute mensen aantrok, wannabe politici die vielen voor zijn charisma maar de visie van Fortuyn niet bevatten, laat staan konden omzetten in politieke daden. In plaats daarvan verkwanselden ze zijn politieke erfgoed en zaaiden daarmee het klimaat waarin nu clubs als die van Wilders en Verdonk kunnen gedijen.
En nu is er dan wéér ruzie, dit keer over Fortuyns sloffen, zijn theekopjes, OV-kaart en zijn flessen wijn. De complete inboedel van zijn ‘Palazzo di Pietro’ gaat onder de hamer en dat wekt dan weer de woede van de Fortuyn-adepten, die om het hardst roepen dat het een schande is en dat de villa én de inboedel eigenlijk een museum moeten worden.
Dat is te veel eer, zoals de hele cultus rond Fortuyn te veel eer is. De man heeft al een handjevol standbeelden gekregen, zijn politieke erfgenamen én de serieuze pers hemelen hem op als de Redder des Vaderlands, de maat der dingen, en het scheelde niet veel of hij was gekozen tot Grootste Nederlander Aller Tijden. Maar goed beschouwd heeft hij natuurlijk helemaal niets gepresteerd. Daarvoor gunde zijn moordenaar hem de tijd niet. Hij heeft gezorgd voor een politieke revolte, en de politici van nu proberen in zijn geest te handelen door eerlijk te zijn, en duidelijk, en te luisteren naar de mensen in het land. In die zin is Fortuyn nuttig geweest. Maar wie garandeert dat het land geen puinhoop was geworden met hem aan het roer? Dat een kabinet-Fortuyn niet na een paar maanden met slaande deuren uit elkaar was gespat. Waar Pim was, was toch ruzie?
Nee, zijn kamerjas en sigarettenaanstekers mogen gerust geveild worden. Museale waarde hebben ze niet. Fortuyn was geen Willem van Oranje, geen Willem Drees of Johan Thorbecke. Of zoals in Engeland: Winston Churchill. Ik bezocht eens de woning van Churchill in Chartwell, Kent. Die moeten de Fortuynfans voor ogen hebben gehad toen ze het Rotterdamse ‘palazzo’ tot museum wilden verheffen. Chartwell ziet er nog uit alsof Churchill er ieder moment weer kan intrekken. Zijn pen ligt klaar, het bureau staat vol foto’s en de appels in de fruitmand worden ieder dag ververst. Churchill, dát was een man van statuur, een leider die zich had bewezen.
Maar Fortuyn? Zijn reputatie is niets dan een ballon die groeit doordat er steeds weer nieuwe lucht in wordt geblazen. Die ballon knalt een keer uit elkaar en dan wordt Fortuyn gewoon wat hij nu al zou moeten zijn: een voetnoot in de geschiedenis.
Ik lees in de krant dat de veilingmeester zijn wijn in speciale kistjes gaat verpakken met een sticker: ‘Deze fles was van Pim’. Misschien ga ik er wel op bieden. Niet uit bewondering, maar als herinnering aan dat bijzondere, in rode wijn gedrenkte interview uit 1990.
En de Wet van Pim behoeft een kleine aanpassing, getuige het gekrakeel over de inboedelveiling: Waar Pim wás, is ruzie.

15.2.09

Afbraak

De week die achter ons ligt mag voor Gouderak gerust een historische week worden genoemd. Niet alleen werd de eerste paal geslagen voor het gebouw dat over een klein jaar onderdak gaat bieden aan twee scholen, de peuterspeelzaal en de bibliotheek, ook werd de sanering van de Zellingwijk afgerond. Een halve eeuw nadat Shell hier zijn chemisch afval dumpte, kan nu een begin worden gemaakt met een nieuwe, schone start. Twee gebeurtenissen die los van elkaar staan, maar een heel grote impact hebben voor het dorp.
Er gebeurde nog iets bijzonders, vorige week. Gouderak kwam in opstand. Althans, nogal wat mensen kwamen in het geweer tegen het plan om aan de Staringhlaan een trapveldje te realiseren. Ik schreef daar vorige week al over. Die mensen kwamen woensdag massaal naar het Dorpshuis om zich te laten informeren over de plannen. En om in discussie te gaan met de wethouder en met raadsleden. Dat was goed, de toon van de discussie was ook een stuk beter dan die ik eerder beluisterde op RTV West (Met uitzondering van die enkele opmerking over de PvdA als de Partij van de Afbraak dan. Het blijft kennelijk makkelijk schelden op een partij die altijd haar nek uitsteekt en daar ook eerlijk voor uitkomt.)
Ook goed was, dat de jeugd zélf van zich liet horen. Die wil een trapveldje, maakt niet uit waar als het er maar komt.
De avond leverde genoeg stof ter overdenking. Dat gaan we binnen de PvdA ook doen. En we willen zo snel mogelijk in gesprek gaan met de jongeren over hun wensen, en in gesprek blijven met de buurtbewoners over hun bezwaren en angsten. De uitkomst van die discussie is nog onzeker. Ze moet wel worden gevoerd en de politiek moet daarin het voortouw nemen.
Het worden interessante tijden voor Gouderak. Spannend ook, want de komende maanden zijn bepalend voor de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2010. De PvdA zal in ieder geval in de frontlinie blijven staan om het dorp er weer bovenop te krijgen. We gaan de verloedering te lijf. Dat we dan af en toe inderdaad de Partij van de Afbraak lijken, dat moet dan maar. Soms is slopen onvermijdelijk om iets mooiers te bouwen. Dat is precies wat wij van plan zijn, daar gaan wij voor aan het werk. En dat gaat lukken. Ik zie die verkiezingen met vertrouwen tegemoet.

7.2.09

Trapveldje

Het plan om een stuk van speeltuin Het Klaverweitje in Gouderak te gebruiken voor een trapveldje voor de oudere jeugd, is niet bij iedereen goed gevallen. Dat blijkt een reportage die RTV West deze week uitzond. Buurtbewoners reageerden woedend. Rondslingerende condooms, knetterende scooters, drinkgelagen, kapotte bierflesjes, onze kinderen zijn niet veilig meer – dat soort argumenten. Angst voor wat kán gebeuren. Maar angst is een slechte raadgever.
Het waren, als ik de beelden mag geloven, vooral ouders van kleinere kinderen. Dezelfde ouders die over vijf of tien jaar bij de gemeente op de stoep staan omdat er voor hun kinderen, dan een jaar of vijftien oud, geen fatsoenlijk trapveldje in het dorp is?
Waarom zijn kinderen zodra ze pubers zijn geworden, ineens de paria’s van de samenleving? Omdat er een paar tussen zitten die het verknallen voor de rest, moet dan de hele jeugd daar de dupe van worden? Ik begrijp het niet. Jongeren hebben evenveel recht op ruimte als kleinere kinderen, en als ouderen. Recht op ruimte in het dorp, niet ver daar buiten. Wat nu dreigt te gebeuren is een letterlijke marginalisering van onze eigen jeugd.
Ik heb begrip voor de onrust. Maar het vertrekpunt van de discussie moet zijn dat jongeren evenveel rechten hebben als anderen én dat de goeden niet mogen lijden onder de kwaden. Als we het dáár over eens zijn, moeten we praten over de voorwaarden waaronder we de jeugd hun eigen plek geven.
De speeltuin is een goede plek. Zeker als we de buurtbewoners erbij betrekken. Bijvoorbeeld door een paar mensen te vragen of zij ’s avonds de kooi (want een trapveldje moet een hoog hekwerk krijgen) willen afsluiten. Zij moeten er natuurlijk van verzekerd kunnen zijn dat de overheid, gemeente of politie, direct handelend optreedt als het onverhoopt toch uit de hand loopt. En is het nou echt zó veel gevraagd van de buurt om jongeren die voor overlast zorgen, aan te spreken op hun gedrag? De sociale controle en de tolerantie van Gouderak zijn bijna spreekwoordelijk. Het wil er bij mij niet in dat Gouderak een groot aantal van de leden van de eigen gemeenschap het recht op een plek in die gemeenschap ontzegt. Als dat wel gebeurt, schaam ik me voor mijn eigen dorp. Dat is dan niet langer het Gouderak waar ik me thuis voel.

2.2.09

Masochisme

Het was onvermijdelijk. De provincie heeft zich vandaag nadrukkelijk naar voren geschoven als regisseur van het proces dat uiteindelijk moet leiden tot één gemeente Krimpenerwaard. Niet op verzoek van Ouderkerk, zoals Gedeputeerde Staten stellen. Als ze dat werkelijk denken, hebben ze de motie van Ouderkerk niet goed gelezen. Maar afgezien daarvan: het is goed dat de provincie het proces overneemt, want de kans dat de K5-gemeenten zelf tot een gedeeld inzicht komen is verwaarloosbaar klein. Dat moeten we onszelf verwijten.
De inkt van het provinciale persbericht was nog niet droog of een journalist belde mij. ‘Gefeliciteerd’, riep hij vrolijk. Alsof ik de kogel hoogstpersoonlijk door de kerk heb geschoten. Alsof ik blij zou zijn met de komst van de externe adviescommissie. In tegendeel, van enig triomfalisme is geen sprake.
Ik ben niet ‘blij’ dat de herindeling een stap dichterbij is gekomen - eerder bedroefd. Voor een volksvertegenwoordiger is het toch wezensvreemd om te pleiten voor het opheffen van je eigen gemeente, zeker als je hier bent opgegroeid. Het is bestuurlijk masochisme, het doet pijn. Daarom hecht ik ook zo aan de komst van dorpsraden die ook werkelijk iets te zéggen krijgen, die een bestuur worden waarin de bewoners van de dorpen in de Krimpenerwaard zich kunnen herkennen.
Maar ik wilde die herindeling toch? Jazeker, maar die wens was er niet eerder dan na een heftige strijd tussen het hoofd en het hart. Waarin uiteindelijk het verstand zegevierde. Dat is ook goed. Emotie mag best in de politiek, móet zelfs, maar uiteindelijk gaat het erom dat een verstandige beslissing wordt genomen. En gelet op de immense vraagstukken waarvoor gemeenten in het algemeen en die in ons gebied in het bijzonder de komende tijd worden gesteld, is er geen ander toekomstperspectief dan dat van een sterke, grote gemeente met een gemeentebestuur dat rechtstreeks door de inwoners van dit gebied wordt gekozen - anders dan die halfslachtige en ondoorzichtige Krimpenerwaardraad met z'n getrapte verkiezingen. (Goed trouwens dat de adviescommissie ook die raad tegen het licht gaat houden, maar dat terzijde.)
Dus blij? Nee. Opgelucht, dat wel. Omdat er nu een stukje meer duidelijkheid komt over onze toekomst. Het laatste woord is nog lang niet gesproken. Er zal, net als op Goeree-Overflakkee, in de verschillende gemeenten verontwaardigd gesist worden: waar bemoeit die provincie zich mee? En er zal vast wel iemand om een referendum gaan vragen, of met een enquête willen aantonen dat er geen draagvlak is voor een herindeling. Soit. Feit is dat we met z’n allen in een trein zitten die de afgelopen jaren langzaam op stoom is gekomen en inmiddels op volle snelheid door de polder raast. Dan kun je nog zo hard mopperen dat ’ie te hard rijdt, dat de machinist een roekeloze gek is – er uit springen kan niet meer. En ervoor gaan liggen, dat schreef ik op deze plek al eerder, is helemaal niet verstandig. Dat betekent hooguit een vervelende vertraging. Dat eindstation, dat bereiken we toch wel.
En graag met z'n vijven, zonder Krimpen aan den IJssel.