17.2.09

Pim

Toen Pim Fortuyn met slaande ruzie vertrok van de Groningse universiteit en in 1990 of daaromtrent in Rotterdam werd benoemd tot bijzonder hoogleraar, was ik journalist bij het weekblad Quod Novum van de Erasmus Universiteit. Omdat ik de befaamde Wet van Pim (‘Waar Pim is, is ruzie’) wel eens wilde toetsen, ging ik bij hem op bezoek voor een interview.
Het werd een gedenkwaardig gesprek. Na wat inleidende opmerkingen over zijn reputatie als ruziezoeker, zijn zoektocht naar de geschikte politieke partij (hij zwalkte van marxisme naar sociaal-democratie) en zijn laatste geesteskind (de OV-studentenkaart, toen een heikel onderwerp bij de studentenvakbond omdat de introductie gepaard ging met een fikse korting op de basisbeurs, terwijl nu alle studenten denken dat die kaart gratis is omdat ze niet meer weten dat hun voorgangers hiervoor een flinke veer hebben moeten laten, maar dat terzijde) – ging het al snel over de goede dingen des levens. De ambiance was er ook naar: Fortuyn ontving mij in een strak maatpak waarin het slanke lijf goed tot zijn recht kwam, met prachtige stropdas, een dun sigaartje elegant tussen de vingers. Op de achtergrond gedempte klassieke muziek, op tafel een fles goede rode wijn. Het gesprek ging over hedonisme, over uiterlijkheden, over smaak, over Rotterdam en over Grote Sociologische Vraagstukken. We waren beiden socioloog, dus dat schepte een band.
Achteraf realiseer ik me dat we niet eens over seks spraken. Vreemd eigenlijk, gezien zijn latere openhartigheid over zijn seksleven.
Hoe dan ook: van de vele interviews die ik heb gedaan, was dit er een die mij is bijgebleven. Ik heb zijn latere wetenschappelijke en politieke carrière dan ook met belangstelling gevolgd.
Pim Fortuyn is alweer bijna zeven jaar dood. In de nacht van 6 op 7 mei 2002 droomde ik dat ik getuige was van een heftige ruzie tussen Fortuyn en leden van zijn politieke beweging. De inzet was het leiderschap van de partij. De discussie liep hoog op en eindigde in een ordinaire vechtpartij (waar Pim is, is ruzie!) waarin Fortuyn aan het kortste eind trok. Ik droom wel vaker en meestal ben ik de inhoud ’s morgens alweer vergeten. Dit keer kon ik het wel navertellen aan de ontbijttafel in ons vakantiehuis in Zuid-Frankrijk. Toen we ’s middags in de stromende regen door St. Tropez liepen lag daar De Telegraaf met het bericht, dat Pim Fortuyn de dag ervoor in het Mediapark in Hilversum was vermoord.
Ik geloof niet in verbanden tussen droom en realiteit, maar bizar was het wel.
Om de een of andere reden mocht ik Fortuyn wel. Een haantje was het natuurlijk, een ijdeltuit van de eerste orde en met zijn opvattingen over de samenleving vloog hij vaak uit de bocht, maar toch: het zou interessant zijn om te weten hoe hij het als premier had gedaan. De pech van Pim was dat hij de foute mensen aantrok, wannabe politici die vielen voor zijn charisma maar de visie van Fortuyn niet bevatten, laat staan konden omzetten in politieke daden. In plaats daarvan verkwanselden ze zijn politieke erfgoed en zaaiden daarmee het klimaat waarin nu clubs als die van Wilders en Verdonk kunnen gedijen.
En nu is er dan wéér ruzie, dit keer over Fortuyns sloffen, zijn theekopjes, OV-kaart en zijn flessen wijn. De complete inboedel van zijn ‘Palazzo di Pietro’ gaat onder de hamer en dat wekt dan weer de woede van de Fortuyn-adepten, die om het hardst roepen dat het een schande is en dat de villa én de inboedel eigenlijk een museum moeten worden.
Dat is te veel eer, zoals de hele cultus rond Fortuyn te veel eer is. De man heeft al een handjevol standbeelden gekregen, zijn politieke erfgenamen én de serieuze pers hemelen hem op als de Redder des Vaderlands, de maat der dingen, en het scheelde niet veel of hij was gekozen tot Grootste Nederlander Aller Tijden. Maar goed beschouwd heeft hij natuurlijk helemaal niets gepresteerd. Daarvoor gunde zijn moordenaar hem de tijd niet. Hij heeft gezorgd voor een politieke revolte, en de politici van nu proberen in zijn geest te handelen door eerlijk te zijn, en duidelijk, en te luisteren naar de mensen in het land. In die zin is Fortuyn nuttig geweest. Maar wie garandeert dat het land geen puinhoop was geworden met hem aan het roer? Dat een kabinet-Fortuyn niet na een paar maanden met slaande deuren uit elkaar was gespat. Waar Pim was, was toch ruzie?
Nee, zijn kamerjas en sigarettenaanstekers mogen gerust geveild worden. Museale waarde hebben ze niet. Fortuyn was geen Willem van Oranje, geen Willem Drees of Johan Thorbecke. Of zoals in Engeland: Winston Churchill. Ik bezocht eens de woning van Churchill in Chartwell, Kent. Die moeten de Fortuynfans voor ogen hebben gehad toen ze het Rotterdamse ‘palazzo’ tot museum wilden verheffen. Chartwell ziet er nog uit alsof Churchill er ieder moment weer kan intrekken. Zijn pen ligt klaar, het bureau staat vol foto’s en de appels in de fruitmand worden ieder dag ververst. Churchill, dát was een man van statuur, een leider die zich had bewezen.
Maar Fortuyn? Zijn reputatie is niets dan een ballon die groeit doordat er steeds weer nieuwe lucht in wordt geblazen. Die ballon knalt een keer uit elkaar en dan wordt Fortuyn gewoon wat hij nu al zou moeten zijn: een voetnoot in de geschiedenis.
Ik lees in de krant dat de veilingmeester zijn wijn in speciale kistjes gaat verpakken met een sticker: ‘Deze fles was van Pim’. Misschien ga ik er wel op bieden. Niet uit bewondering, maar als herinnering aan dat bijzondere, in rode wijn gedrenkte interview uit 1990.
En de Wet van Pim behoeft een kleine aanpassing, getuige het gekrakeel over de inboedelveiling: Waar Pim wás, is ruzie.

Geen opmerkingen: