In de Volkskrant van vandaag staat een mooie archieffoto van prins Willem-Alexander, vier jaar oud, die door zijn ouders naar school wordt gebracht. Zijn eerste schooldag was in 1973 landelijk nieuws, evenals nu de eerste schooldag van Alex’ dochter Amalia. Royalty blijft scoren.
Lief jongetje trouwens, onze kroonprins. Toen hij nog klein was.
Het zal ongeveer 1982 zijn geweest toen ik hem ontmoette in de tuin van paleis Huis ten Bosch. Ik zat in dienst en was belast met de postbezorging van het Koninklijk Huis. Mooie baan, met een stapel enveloppen rijden van paleis Noordeinde naar Huis ten Bosch, door naar Soestdijk en Lage Vuursche en weer terug. Op Soestdijk adviseerde ik prinses Juliana over het motief van een nieuw behang en bij Huis ten Bosch kwam ik dus Alex tegen, die mij met Haagse tongval aansprak: ‘Hé soldaat, zit er wat voor mèh bèh?’
Ik heb hem alleen maar strak aangekeken. Brutale vlegel, hij had op z’n minst ‘meneer’ kunnen zeggen.
Het is tussen mij en het koningshuis nooit meer helemaal goedgekomen.
Maar het gaat mij nu niet om Alex, maar om die foto uit 1973.
In het centrum van de foto natuurlijk het kleine blonde prinsje, geflankeerd door zijn trotse ouders. Op de achtergrond, waar ze horen, twee mannen in pak. Zij houden de koninklijke familie goed in de gaten. Veiligheidsagenten natuurlijk. Wat mij intrigeert zijn niet de mensen, maar de auto die half verborgen achter prins Claus staat. Alleen de rode motorkap is zichtbaar en die laat weinig te raden over: het is een 2CV, een Lelijke Eend. Het lijkt alsof het de auto is waarmee de familie het ritje heeft gemaakt van Drakestein naar de lagere school in Baarn.
Zou het? Zou Alex echt zo ‘gewoon’ zijn opgevoed dat ze bij hem thuis een Eend hadden? Als dat zo is, dan hebben smaak en budget van Beatrix in de loop der tijd wel een evolutie doorgemaakt. Het wagenpark in de koninklijke stallen bestaat nu vooral uit grote Volvo’s van het type S80.
Van Eend naar Volvo, mijn droom.
Het laatste deel van die droom is werkelijkheid geworden. Ik rijd een dieselslurpende Volvo, oud genoeg om niet voor de montage van een roetfilter in aanmerking te komen. Dus zit ik nu in de rare spagaat waarin ik aan de ene kant in de gemeenteraad een actief klimaatbeleid van de gemeente bepleit, en aan de andere kant dat doel met mijn Volvo bij voorbaat frustreer. Goed, ik gebruik ’m selectief en we hebben samen, mijn vrouw en ik, maar één auto – dus veel meer dan de gemiddelde Ouderkerker zullen we niet vervuilen, maar toch moet ik bij iedere koude start weer even slikken als ik de straat hul in een enorme rookwolk.
Het eerste deel van mijn droom is nooit uitgekomen. Mijn eerste auto was een Toyota 1000. Daarna volgden nog een trits Toyota’s en Volkswagens en ten slotte de Volvo. Maar god, wat had ik graag een Eend gehad. Met open dak naar Parijs en verder, veel leeftijdgenoten van mij hebben het gedaan. Ik niet, en dat spijt me nog steeds. Al het geëxperimenteer met drank, drugs (nou ja, een enkel blowtje) en seks ten spijt, heb ik het idee dat ik zonder Eend in de jaren zeventig niet voluit heb geleefd. Daarom koester ik nog steeds de stille wens om ooit nog eens een Eend te kopen. Geen oude, want zelf sleutelen is niets voor mij. Gelukkig lijkt Citroën het voorbeeld van Volkswagen en de Kever te volgen en werkt het bedrijf aan een nieuwe 2CV, die wellicht in 2009 op de markt komt.
Ruil ik dan de Volvo in? Natuurlijk niet, dat doet Beatrix toch ook niet? Wie eenmaal een Volvo heeft gehad, wil nooit meer iets anders.
Wordt het toch die tweede auto. En heb ik straks weer iets uit te leggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten