Afgelopen voorjaar werd ik, als ik mijn zondagse rondje via Schaapjeszijde door de Krimpenerwaard rende, een paar keer aangevallen door een kievit die laag over mijn hoofd scheerde, waarschijnlijk omdat ik iets te dicht in de buurt van haar eieren kwam. Eerder in het voorjaar ging ik regelmatig met mijn dochter en een verrekijker naar een weiland in Achterbroek. Wij wisten dat daar een buizerdpaar nestelde en hoopten een glimp van de net uit het ei gekropen jongen te kunnen opvangen. Wat is gelukt, en het schepte gelijk een band. Het feest was dan ook groot toen we weken later vader, moeder en de drie kinderen buizerd boven ons huis zagen zweven, alsof ze ons kwamen laten zien hoe goed ze al konden vliegen.
’s Nachts hoor ik regelmatig de uil in de Stolwijkseboezem en sinds een paar jaar laat iedere winter de ijsvogel zijn prachtige kleuren zien in mijn achtertuin. Vorige week was ’ie er weer, voor het eerst dit jaar.
Voor vogelliefhebbers is de Krimpenerwaard een paradijs. En nu hebben we een nieuw exemplaar: de papegaai. Het zijn er inmiddels al zo veel, dat we bijna van een inheemse soort kunnen spreken.
Een aantal papegaaien kwam vorige week aan het woord in de nieuwsbrief van de Rabobank, in Gouderak huis-aan-huis verspreid. De redactie van de nieuwsbrief vroeg tien Gouderakse winkeliers naar hun toekomstverwachting van het dorp. Drie van hen noemden het Veenweidepact en het mogelijk niet doorgaan van het bedrijventerrein Veerstalblok ‘bedreigend’. Als dat doorgaat, wordt groeien onmogelijk, zei de een. Dat gaat klanten kosten, zei de ander. En de derde papegaaide: ‘Dat scheelt toch weer klanten voor de winkels hier.’
Geen woord over de ambitie van het dorp om te groeien naar drieduizend inwoners. Slechts een enkeling noemde de nieuwbouw van de Zellingwijk als een mooie kans, en dan nog zuinigjes: ‘Alle beetjes helpen.’ Niemand sprak over de mogelijkheden die het vrijkomen van de locaties biedt als straks het multifunctioneel gebouw er staat.
Ik neem het de winkeliers niet kwalijk. Zij herhalen slechts wat mijn collega-raadsleden al een tijdje roepen en van raadsleden mag je verwachten, dat ze een redelijk waarheidsgetrouw beeld van de werkelijkheid neerzetten.
Echter niet in dit geval. Mijn collega’s van het CDA, de VVD, de SGP en de ChristenUnie zijn, zonder hun argumenten ook maar enigszins te onderbouwen, erin geslaagd om hun onzinnige fictie van een stervend dorp als gevolg van het Veenweidepact en het niet doorgaan van Veerstalblok in het dorp te laten indalen. Politiek is oorlog, en we weten allemaal dat in een oorlog de waarheid het eerste slachtoffer is. Of geef ik ze nu te veel eer, en hebben zij op hun beurt de ondernemerslobby nagepraat? Dan zijn er nog veel meer papegaaien dan ik vreesde.
Papegaaien, het zijn net eksters. Ze zijn prachtig om te zien, maar ze maken veel herrie en gaan na een tijdje irriteren.
Leo Mudde was tot 2010 gemeenteraadslid voor de PvdA in Ouderkerk. Nu is hij voorzitter van de afdeling PvdA Krimpenerwaard. Voor de PvdA Zuid-Holland staat hij op de kandidatenlijst voor de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart 2015. Hier geeft hij op persoonlijke titel commentaar op plaatselijke ontwikkelingen en reflecties op de landelijke politiek.
18.12.07
11.12.07
Getrennt
De K5-gemeenten zijn vanuit verschillende posities aan de samenwerking begonnen. Sommige waren sterk, met veel ambtenaren en veel geld op de bank. Andere startten het avontuur met een rood banksaldo en een minimale capaciteit. De ene had een sterke burgemeester, met een heldere visie op de toekomst, bij de andere wisselden de burgemeesters elkaar in hoog tempo af en was van bestuurlijke continuïteit nauwelijks sprake. Toch begonnen zij een aantal jaren geleden allemaal aan het K5-avontuur. Samen. Om efficiencyvoordelen te halen, maar ook om te laten zien dat samenwerken kán en dat een gemeentelijke herindeling, die als een zwaard van Damocles boven de waard hangt, niet nodig is.
Getrennt marschieren, vereint schlagen.
Vorig jaar werd de Krimpenerwaardraad opgericht, met als doel inderdaad samen die slag te maken. Veel mooie woorden werden eraan gewijd, maar in de praktijk blijken de plaatselijke belangen erg vaak te prevaleren boven het gezamenlijk belang. Van vereint schlagen is nog nauwelijks sprake, na iedere vergadering lijken de gemeenten weer een stukje verder van elkaar verwijderd.
Vanavond staat een nieuwe lakmoesproef op de agenda. De raad moet besluiten over de verdeelsleutel: hoeveel moet iedere gemeente betalen aan de uitvoering van collectief afgesproken beleid? Wat zou logischer zijn om daarvoor één heldere maatstaf af te spreken? Het aantal inwoners bijvoorbeeld: kleine gemeenten betalen naar verhouding minder dan grote. Of de uitkering uit het Gemeentefonds die gemeenten ontvangen van het Rijk; daarmee wordt al rekening gehouden met verschillen tussen gemeenten, dus die discussie hoeft dan in de K5 niet opnieuw plaats te vinden.
Maar de logica ligt niet in de mond van de K5-raadsleden bestorven. Vanavond zal wéér blijken dat het plaatselijk belang zwaarder weegt dan het collectief belang. Getrennt marschieren, dat kunnen we als de beste. Maar in plaats van aan het front bij elkaar te komen, solidair te zijn, lopen we steeds verder van elkaar weg. De tegenstander lacht zich rot; we maken het de provincie wel erg makkelijk om volgend jaar, na de evaluatie van de samenwerking, te zeggen: ‘Die K5 van jullie lijkt nergens op, we maken er één gemeente van.’
Mij hoor je dan niet klagen. Maar al die mensen die zo hoog opgeven van zelfstandige gemeenten moeten zich bedenken, dat ze dat dan voor een belangrijk deel zichzelf kunnen verwijten.
Getrennt marschieren, vereint schlagen.
Vorig jaar werd de Krimpenerwaardraad opgericht, met als doel inderdaad samen die slag te maken. Veel mooie woorden werden eraan gewijd, maar in de praktijk blijken de plaatselijke belangen erg vaak te prevaleren boven het gezamenlijk belang. Van vereint schlagen is nog nauwelijks sprake, na iedere vergadering lijken de gemeenten weer een stukje verder van elkaar verwijderd.
Vanavond staat een nieuwe lakmoesproef op de agenda. De raad moet besluiten over de verdeelsleutel: hoeveel moet iedere gemeente betalen aan de uitvoering van collectief afgesproken beleid? Wat zou logischer zijn om daarvoor één heldere maatstaf af te spreken? Het aantal inwoners bijvoorbeeld: kleine gemeenten betalen naar verhouding minder dan grote. Of de uitkering uit het Gemeentefonds die gemeenten ontvangen van het Rijk; daarmee wordt al rekening gehouden met verschillen tussen gemeenten, dus die discussie hoeft dan in de K5 niet opnieuw plaats te vinden.
Maar de logica ligt niet in de mond van de K5-raadsleden bestorven. Vanavond zal wéér blijken dat het plaatselijk belang zwaarder weegt dan het collectief belang. Getrennt marschieren, dat kunnen we als de beste. Maar in plaats van aan het front bij elkaar te komen, solidair te zijn, lopen we steeds verder van elkaar weg. De tegenstander lacht zich rot; we maken het de provincie wel erg makkelijk om volgend jaar, na de evaluatie van de samenwerking, te zeggen: ‘Die K5 van jullie lijkt nergens op, we maken er één gemeente van.’
Mij hoor je dan niet klagen. Maar al die mensen die zo hoog opgeven van zelfstandige gemeenten moeten zich bedenken, dat ze dat dan voor een belangrijk deel zichzelf kunnen verwijten.
10.12.07
Eend
In de Volkskrant van vandaag staat een mooie archieffoto van prins Willem-Alexander, vier jaar oud, die door zijn ouders naar school wordt gebracht. Zijn eerste schooldag was in 1973 landelijk nieuws, evenals nu de eerste schooldag van Alex’ dochter Amalia. Royalty blijft scoren.
Lief jongetje trouwens, onze kroonprins. Toen hij nog klein was.
Het zal ongeveer 1982 zijn geweest toen ik hem ontmoette in de tuin van paleis Huis ten Bosch. Ik zat in dienst en was belast met de postbezorging van het Koninklijk Huis. Mooie baan, met een stapel enveloppen rijden van paleis Noordeinde naar Huis ten Bosch, door naar Soestdijk en Lage Vuursche en weer terug. Op Soestdijk adviseerde ik prinses Juliana over het motief van een nieuw behang en bij Huis ten Bosch kwam ik dus Alex tegen, die mij met Haagse tongval aansprak: ‘Hé soldaat, zit er wat voor mèh bèh?’
Ik heb hem alleen maar strak aangekeken. Brutale vlegel, hij had op z’n minst ‘meneer’ kunnen zeggen.
Het is tussen mij en het koningshuis nooit meer helemaal goedgekomen.
Maar het gaat mij nu niet om Alex, maar om die foto uit 1973.
In het centrum van de foto natuurlijk het kleine blonde prinsje, geflankeerd door zijn trotse ouders. Op de achtergrond, waar ze horen, twee mannen in pak. Zij houden de koninklijke familie goed in de gaten. Veiligheidsagenten natuurlijk. Wat mij intrigeert zijn niet de mensen, maar de auto die half verborgen achter prins Claus staat. Alleen de rode motorkap is zichtbaar en die laat weinig te raden over: het is een 2CV, een Lelijke Eend. Het lijkt alsof het de auto is waarmee de familie het ritje heeft gemaakt van Drakestein naar de lagere school in Baarn.
Zou het? Zou Alex echt zo ‘gewoon’ zijn opgevoed dat ze bij hem thuis een Eend hadden? Als dat zo is, dan hebben smaak en budget van Beatrix in de loop der tijd wel een evolutie doorgemaakt. Het wagenpark in de koninklijke stallen bestaat nu vooral uit grote Volvo’s van het type S80.
Van Eend naar Volvo, mijn droom.
Het laatste deel van die droom is werkelijkheid geworden. Ik rijd een dieselslurpende Volvo, oud genoeg om niet voor de montage van een roetfilter in aanmerking te komen. Dus zit ik nu in de rare spagaat waarin ik aan de ene kant in de gemeenteraad een actief klimaatbeleid van de gemeente bepleit, en aan de andere kant dat doel met mijn Volvo bij voorbaat frustreer. Goed, ik gebruik ’m selectief en we hebben samen, mijn vrouw en ik, maar één auto – dus veel meer dan de gemiddelde Ouderkerker zullen we niet vervuilen, maar toch moet ik bij iedere koude start weer even slikken als ik de straat hul in een enorme rookwolk.
Het eerste deel van mijn droom is nooit uitgekomen. Mijn eerste auto was een Toyota 1000. Daarna volgden nog een trits Toyota’s en Volkswagens en ten slotte de Volvo. Maar god, wat had ik graag een Eend gehad. Met open dak naar Parijs en verder, veel leeftijdgenoten van mij hebben het gedaan. Ik niet, en dat spijt me nog steeds. Al het geëxperimenteer met drank, drugs (nou ja, een enkel blowtje) en seks ten spijt, heb ik het idee dat ik zonder Eend in de jaren zeventig niet voluit heb geleefd. Daarom koester ik nog steeds de stille wens om ooit nog eens een Eend te kopen. Geen oude, want zelf sleutelen is niets voor mij. Gelukkig lijkt Citroën het voorbeeld van Volkswagen en de Kever te volgen en werkt het bedrijf aan een nieuwe 2CV, die wellicht in 2009 op de markt komt.
Ruil ik dan de Volvo in? Natuurlijk niet, dat doet Beatrix toch ook niet? Wie eenmaal een Volvo heeft gehad, wil nooit meer iets anders.
Wordt het toch die tweede auto. En heb ik straks weer iets uit te leggen.
Lief jongetje trouwens, onze kroonprins. Toen hij nog klein was.
Het zal ongeveer 1982 zijn geweest toen ik hem ontmoette in de tuin van paleis Huis ten Bosch. Ik zat in dienst en was belast met de postbezorging van het Koninklijk Huis. Mooie baan, met een stapel enveloppen rijden van paleis Noordeinde naar Huis ten Bosch, door naar Soestdijk en Lage Vuursche en weer terug. Op Soestdijk adviseerde ik prinses Juliana over het motief van een nieuw behang en bij Huis ten Bosch kwam ik dus Alex tegen, die mij met Haagse tongval aansprak: ‘Hé soldaat, zit er wat voor mèh bèh?’
Ik heb hem alleen maar strak aangekeken. Brutale vlegel, hij had op z’n minst ‘meneer’ kunnen zeggen.
Het is tussen mij en het koningshuis nooit meer helemaal goedgekomen.
Maar het gaat mij nu niet om Alex, maar om die foto uit 1973.
In het centrum van de foto natuurlijk het kleine blonde prinsje, geflankeerd door zijn trotse ouders. Op de achtergrond, waar ze horen, twee mannen in pak. Zij houden de koninklijke familie goed in de gaten. Veiligheidsagenten natuurlijk. Wat mij intrigeert zijn niet de mensen, maar de auto die half verborgen achter prins Claus staat. Alleen de rode motorkap is zichtbaar en die laat weinig te raden over: het is een 2CV, een Lelijke Eend. Het lijkt alsof het de auto is waarmee de familie het ritje heeft gemaakt van Drakestein naar de lagere school in Baarn.
Zou het? Zou Alex echt zo ‘gewoon’ zijn opgevoed dat ze bij hem thuis een Eend hadden? Als dat zo is, dan hebben smaak en budget van Beatrix in de loop der tijd wel een evolutie doorgemaakt. Het wagenpark in de koninklijke stallen bestaat nu vooral uit grote Volvo’s van het type S80.
Van Eend naar Volvo, mijn droom.
Het laatste deel van die droom is werkelijkheid geworden. Ik rijd een dieselslurpende Volvo, oud genoeg om niet voor de montage van een roetfilter in aanmerking te komen. Dus zit ik nu in de rare spagaat waarin ik aan de ene kant in de gemeenteraad een actief klimaatbeleid van de gemeente bepleit, en aan de andere kant dat doel met mijn Volvo bij voorbaat frustreer. Goed, ik gebruik ’m selectief en we hebben samen, mijn vrouw en ik, maar één auto – dus veel meer dan de gemiddelde Ouderkerker zullen we niet vervuilen, maar toch moet ik bij iedere koude start weer even slikken als ik de straat hul in een enorme rookwolk.
Het eerste deel van mijn droom is nooit uitgekomen. Mijn eerste auto was een Toyota 1000. Daarna volgden nog een trits Toyota’s en Volkswagens en ten slotte de Volvo. Maar god, wat had ik graag een Eend gehad. Met open dak naar Parijs en verder, veel leeftijdgenoten van mij hebben het gedaan. Ik niet, en dat spijt me nog steeds. Al het geëxperimenteer met drank, drugs (nou ja, een enkel blowtje) en seks ten spijt, heb ik het idee dat ik zonder Eend in de jaren zeventig niet voluit heb geleefd. Daarom koester ik nog steeds de stille wens om ooit nog eens een Eend te kopen. Geen oude, want zelf sleutelen is niets voor mij. Gelukkig lijkt Citroën het voorbeeld van Volkswagen en de Kever te volgen en werkt het bedrijf aan een nieuwe 2CV, die wellicht in 2009 op de markt komt.
Ruil ik dan de Volvo in? Natuurlijk niet, dat doet Beatrix toch ook niet? Wie eenmaal een Volvo heeft gehad, wil nooit meer iets anders.
Wordt het toch die tweede auto. En heb ik straks weer iets uit te leggen.
5.12.07
Zak
Als je op 5 december een blog schrijft, moet het toch een beetje over Sinterklaas gaan. Zoals je op 1 mei, 16 november en 1 december over de dag van respectievelijk arbeid, tolerantie en aids moet schrijven, maar dat zijn nou net de dagen waarop in huize-Mudde verjaardagen worden gevierd en van een blog komt dan niet zo veel.
Maar vandaag is de dag van Sinterklaas.
De tijd van vol verwachting kloppende kinderhartjes zijn we al jaren voorbij, dus wat kan ik nou over Sinterklaas schrijven, anders dan dat ik tot gisteravond laat heb zitten worstelen met de computer om er nog enigszins leesbare gedichten uit te persen? Mij schiet eigenlijk alleen een voorval van een paar weken geleden te binnen. Mijn zoon was toevallig in Moordrecht toen daar de Sint bij de veerstoep werd ingehaald door de plaatselijke jeugd. Verbijsterd constateerde hij, dat de Pieten het strooigoed in zakjes hadden verpakt en die uitdeelden, omdat de gemeente het strooien had verboden. Kinderen zouden zomaar ziek kunnen worden als ze van de straat eten.
Het moet niet veel gekker worden.
Verpakt strooigoed, het is een contradictio in terminis. Strooigoed moet je met een ferme zwaai over straat strooien, daarom heet het zo. Van dat beetje straatvuil wordt een kind echt niet ziek. We gaan wel erg ver in de bescherming van onze kinderen.
Goed, dat was een week of twee geleden.
Gisteren kwam het AD met een surprise: een interview met Bart van Gulick. Hij is directeur van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Krimpenerwaard. Wat zegt Van Gulick? ‘Het bedrijfsterrein Veerstalblok gaat er gewoon komen’.
Dat mag meneer Van Gulick helemaal niet zeggen. Althans, niet als directeur van de ROM-K. Of dat terrein er komt of niet, is een politieke keuze. Van Gulick is geen politicus, hij is niet door de bevolking gekozen vanwege zijn mening - nee: hij is door de politiek aangesteld om beleid uit te voeren. En dat beleid houdt vooralsnog in, dat het bedrijventerrein er niet komt. Strooigoed moet je strooien, politieke uitspraken zijn het domein van politici.
Het is niet de eerste keer dat Van Gulick op de stoel van de politiek gaat zitten. Dat deed hij ook al in Het Kontakt, in augustus. En nog eerder moest hij de website van de ROM-K aanpassen omdat hij daar op had laten zetten dat het bedrijventerrein er kwam, lang vóór de Ouderkerkse gemeenteraad zich daarover had uitgesproken.
Wie wijst deze man zijn plaats? Gebeurt het vanavond misschien, als de Sint bij hem langs komt: ‘Zo Bart, wat lees ik nou over jou in mijn boek? Dat is niet zo fraai hè? Kom jij maar eens even bij Sinterklaas.’
Dat wordt de zak, een enkele reis Spanje. Groot land. Ruimte genoeg voor heel veel Veerstalblokken.
Maar vandaag is de dag van Sinterklaas.
De tijd van vol verwachting kloppende kinderhartjes zijn we al jaren voorbij, dus wat kan ik nou over Sinterklaas schrijven, anders dan dat ik tot gisteravond laat heb zitten worstelen met de computer om er nog enigszins leesbare gedichten uit te persen? Mij schiet eigenlijk alleen een voorval van een paar weken geleden te binnen. Mijn zoon was toevallig in Moordrecht toen daar de Sint bij de veerstoep werd ingehaald door de plaatselijke jeugd. Verbijsterd constateerde hij, dat de Pieten het strooigoed in zakjes hadden verpakt en die uitdeelden, omdat de gemeente het strooien had verboden. Kinderen zouden zomaar ziek kunnen worden als ze van de straat eten.
Het moet niet veel gekker worden.
Verpakt strooigoed, het is een contradictio in terminis. Strooigoed moet je met een ferme zwaai over straat strooien, daarom heet het zo. Van dat beetje straatvuil wordt een kind echt niet ziek. We gaan wel erg ver in de bescherming van onze kinderen.
Goed, dat was een week of twee geleden.
Gisteren kwam het AD met een surprise: een interview met Bart van Gulick. Hij is directeur van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Krimpenerwaard. Wat zegt Van Gulick? ‘Het bedrijfsterrein Veerstalblok gaat er gewoon komen’.
Dat mag meneer Van Gulick helemaal niet zeggen. Althans, niet als directeur van de ROM-K. Of dat terrein er komt of niet, is een politieke keuze. Van Gulick is geen politicus, hij is niet door de bevolking gekozen vanwege zijn mening - nee: hij is door de politiek aangesteld om beleid uit te voeren. En dat beleid houdt vooralsnog in, dat het bedrijventerrein er niet komt. Strooigoed moet je strooien, politieke uitspraken zijn het domein van politici.
Het is niet de eerste keer dat Van Gulick op de stoel van de politiek gaat zitten. Dat deed hij ook al in Het Kontakt, in augustus. En nog eerder moest hij de website van de ROM-K aanpassen omdat hij daar op had laten zetten dat het bedrijventerrein er kwam, lang vóór de Ouderkerkse gemeenteraad zich daarover had uitgesproken.
Wie wijst deze man zijn plaats? Gebeurt het vanavond misschien, als de Sint bij hem langs komt: ‘Zo Bart, wat lees ik nou over jou in mijn boek? Dat is niet zo fraai hè? Kom jij maar eens even bij Sinterklaas.’
Dat wordt de zak, een enkele reis Spanje. Groot land. Ruimte genoeg voor heel veel Veerstalblokken.
Abonneren op:
Posts (Atom)