26.1.05

Ethiek

Soms bekruipt mij het vervelende gevoel dat ik als raadslid niet weet wat er speelt in mijn eigen gemeente, dat het college de raad onvoldoende informeert. Dat ligt aan het college, want dat heeft een 'actieve informatieplicht', maar in de eerste plaats aan mijzelf. Dan moet ik er maar naar vragen. Wat ik dus ook doe.
Gisteren heb ik het college gevraagd mij alle voortgangsrapportages van het project Zellingwijk toe te sturen. Niet omdat ik zit te wachten op een nieuwe berg papier, wel omdat ik het project van zó groot belang vind dat ik in ieder geval de voortgang in grote lijnen moet kunnen volgen. Vorige week hoorde ik weer dingen over de Zellingwijk waarvan ik geen benul had, en degene die het mij vertelde was op zijn beurt verbijsterd dat ik als raadslid niet was geïnformeerd. Wie heeft het nou voor het zeggen in de gemeente, vroeg hij. De gemeenteraad toch zeker? Daar had ’ie natuurlijk groot gelijk in.
Ik ben niet de enige met vragen over de Zellingwijk. Een tijdje terug vroeg mijn collega-fractievoorzitter Floor Brouwer in een commissievergadering, wat er waar was van de geruchten in Gouderak dat het hele project zou worden afgeblazen. Geruchten? Ik had ze nog niet gehoord en ik loop toch vaker door Gouderak dan Floor – al was het maar omdat hij er niet woont. Floor wist desgevraagd ook niet meer van wie ze afkomstig waren. Dan zeg ik op mijn beurt: als je je vragen nergens op kunt baseren, stél ze dan niet, want zo creëer je nodeloos onrust. Voordat journalisten iets publiceren, moeten ze zeker weten dat de feiten kloppen. Er is zoiets als een journalistieke ethiek waarnaar zij moeten handelen. Het zou niet zo’n gek idee zijn als er voor raadsleden ook een soort ethische code zou worden ontwikkeld. Het verifiëren van geruchten alvorens ze in het openbaar nieuw voedsel te geven, hoort daar zeker in thuis.

Geen opmerkingen: