Ik laat mij met twee dingen moeiteloos verleiden. Het tweede is lekker eten.
Mijn dag kon niet meer stuk toen ik vorige week dinsdag, halverwege de middag, een mail kreeg met daarin een voorstel voor het menu van die avond. Spaghetti met Italiaanse roomsaus, met ricotta, mascarpone, gorgonzola, witte wijn en champignons.
Watertandend stapte ik een paar uur later op Den Haag Centraal in de trein. Normaal zit ik halverwege, maar de trein was nu korter dan anders dus ik vond een plaats voorin. Ik bladerde wat door een krant, maar was met mijn gedachten al bij de spaghetti en bij de viognier die ik uit het rek zou halen. Geen beeld is mooier dan dat van een gekoelde, in condensdruppels gehulde fles witte wijn.
Iets voor Zoetermeer werd het beeld verstoord door een telefoontje. Iemand van de gemeente. Het gesprek duurde tot Zevenhuizen. Toen was er de klap.
Omdat ik voorin zat, voelde ik iets hard onder de bodem van de trein bonken. Ik keek, de telefoon nog aan mijn oor, naar buiten en zag stukjes materie voorbij vliegen. Het kon hout zijn, of ijzer, of steen – het ging te snel om dat te kunnen bepalen. Vervolgens het schrapend geluid van ijzer op ijzer, de machinist remde uit alle macht. Knarsend kwam de trein tot stilstand. Rechts weiland, links de A12. Dan de stem van de conducteur door de intercom. ‘U zult wel gemerkt hebben, dat iemand het nodig vond voor onze trein te springen.’
Mijn maag draaide om. Even geen Italiaanse roomsaus en wijn. Die stukjes materie die ik voorbij had zien komen, zou dat een hagel van lichaamsdelen zijn geweest? Ik wist het niet, weet het nóg niet, maar wat kon het anders zijn? Het beeld zou mij de volgende dagen en nachten blijven achtervolgen.
Later hoorde ik van iemand die dezelfde trein zat, dat het geen springer was maar iemand die dacht nog net voor de aanstormende intercity te kunnen oversteken. Had hij gehoord, maar hij wist het ook niet zeker.
Wat wel zeker is, is dat het ruim drie uur duurde voor ik thuis was. We werden na lang wachten opgehaald door een lege trein die ons vanuit Gouda tegemoet kwam. Een soort reddingsoperatie voor gestrande treinreizigers. Voor de springer kwam redding te laat. De conducteur meldde het nog, zo’n anderhalf uur na de klap: ‘Helaas is de persoon overleden’. Ten overvloede.
’t Is gek, maar de spaghetti en de viognier smaakten mij uiteindelijk nog goed. Maar nog steeds, een week later, zie ik die stukjes regelmatig voorbij komen, nog hoor ik de klap en het gebonk onder de trein.
Vanavond komt er een documentaire op tv over zelfmoordenaars en hun nabestaanden. NRC citeert er uit. De moeder van een jonge vrouw die voor de trein sprong, komt aan het woord. Ze haalt het laatste telefoongesprek met haar dochter aan: ‘Ik zei tegen haar “Tot ziens meisje”. En zij zei: “Dag mams.’”
Dat stukje papier, dat ik een politieagent naast de trein zag oprapen, was dat een fragment van een afscheidsbrief? Zou de persoon die voor mijn trein sprong ook nog ‘dag mams’ of ‘dag schat’ hebben gezegd?
Vragen, vragen… Ik weet nog niet of ik ga kijken vanavond.
PS Ik heb de gemeentelijke samenwerking in de Krimpenerwaard wel eens vergeleken met een voortdenderende trein met als eindbestemming die ene, gefuseerde gemeente. Er zijn collega-raadsleden die voor die trein willen springen om ’m tot stoppen te dwingen. Mijn advies: doe het niet.
Leo Mudde was tot 2010 gemeenteraadslid voor de PvdA in Ouderkerk. Nu is hij voorzitter van de afdeling PvdA Krimpenerwaard. Voor de PvdA Zuid-Holland staat hij op de kandidatenlijst voor de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart 2015. Hier geeft hij op persoonlijke titel commentaar op plaatselijke ontwikkelingen en reflecties op de landelijke politiek.
30.7.07
6.7.07
Bas
Gistermiddag was de afscheidsreceptie van Bas Noorlander. Hij vertrok als wethouder van Vlist en was, als ik dat mag afleiden uit de druk bezochte bijeenkomst in De Stolp in Stolwijk, een geliefd bestuurder. Een sociaal-democraat van het zuiverste soort ook, die het linkse geluid altijd combineert met een grote glimlach en innemende pretoogjes. Bas kan het wethouderschap niet meer combineren met zijn werk. Jammer. Vlist en de PvdA in de Krimpenerwaard zullen dze markante partijgenoot missen.
Op zo’n receptie kom je veel mensen tegen. PvdA’ers uit diverse gemeenten feliciteerden mij met het besluit van Gedeputeerde Staten, om het bedrijventerrein Veerstalblok te schrappen uit de plannen met de Krimpenerwaard.
Tja, of dat nou de verdienste van de Ouderkerkse PvdA is…
Maar zonder te willen vervallen in triomfalisme: ik ben natuurlijk wel tevreden over het GS-besluit. Het is een logisch besluit, dat rechtstreeks voortvloeit uit het Rijks- en provinciaal beleid. Het provinciebestuur heeft gedaan waarvoor het is aangesteld, namelijk voorkomen dat een lokaal beleid indruist tegen een hoger, provinciaal beleid: het tegengaan van verrommeling van het landschap, behoud van de open ruimte en het zoeken naar regionale opvang van bedrijven. In zo’n beleid past een bedrijventerrein à la Veerstalblok niet.
Ik word graag gefeliciteerd als de PvdA een succesje boekt, maar in dit geval zouden GS ook zonder de lobby van de Ouderkerkse fractie dit besluit hebben genomen.
Denk ik, anders zou de provincie geen knip voor haar neus waard zijn.
Hoe nu verder? In de eerste plaats moet worden gezocht naar een goede oplossing voor de ondernemers die moeten wijken voor de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg. Tegelijkertijd moeten we een visie ontwikkelen op de bestaande bedrijventerreinen: hoe kunnen we die opnieuw inrichten, hoe veel ruimte kunnen we daar creëren om nieuwe bedrijven aan te trekken? Liefst bedrijven met veel werknemers per oppervlakte, want dat is goed voor de werkgelegenheid.
En ten slotte moeten we aantonen dat natuur en landschap óók een waarde hebben. Het Beraad Stadsrand Gouda à Krimpenerwaard staat te popelen om de groene buffer bij Gouda een mooie invulling te geven. Het gebied heeft fantastische mogelijkheden, las ik gisteren in een langskomende e-mail. Ik ben het daarmee eens. Die kansen moeten we benutten. De tijd is er rijp voor.
Op zo’n receptie kom je veel mensen tegen. PvdA’ers uit diverse gemeenten feliciteerden mij met het besluit van Gedeputeerde Staten, om het bedrijventerrein Veerstalblok te schrappen uit de plannen met de Krimpenerwaard.
Tja, of dat nou de verdienste van de Ouderkerkse PvdA is…
Maar zonder te willen vervallen in triomfalisme: ik ben natuurlijk wel tevreden over het GS-besluit. Het is een logisch besluit, dat rechtstreeks voortvloeit uit het Rijks- en provinciaal beleid. Het provinciebestuur heeft gedaan waarvoor het is aangesteld, namelijk voorkomen dat een lokaal beleid indruist tegen een hoger, provinciaal beleid: het tegengaan van verrommeling van het landschap, behoud van de open ruimte en het zoeken naar regionale opvang van bedrijven. In zo’n beleid past een bedrijventerrein à la Veerstalblok niet.
Ik word graag gefeliciteerd als de PvdA een succesje boekt, maar in dit geval zouden GS ook zonder de lobby van de Ouderkerkse fractie dit besluit hebben genomen.
Denk ik, anders zou de provincie geen knip voor haar neus waard zijn.
Hoe nu verder? In de eerste plaats moet worden gezocht naar een goede oplossing voor de ondernemers die moeten wijken voor de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg. Tegelijkertijd moeten we een visie ontwikkelen op de bestaande bedrijventerreinen: hoe kunnen we die opnieuw inrichten, hoe veel ruimte kunnen we daar creëren om nieuwe bedrijven aan te trekken? Liefst bedrijven met veel werknemers per oppervlakte, want dat is goed voor de werkgelegenheid.
En ten slotte moeten we aantonen dat natuur en landschap óók een waarde hebben. Het Beraad Stadsrand Gouda à Krimpenerwaard staat te popelen om de groene buffer bij Gouda een mooie invulling te geven. Het gebied heeft fantastische mogelijkheden, las ik gisteren in een langskomende e-mail. Ik ben het daarmee eens. Die kansen moeten we benutten. De tijd is er rijp voor.
Abonneren op:
Posts (Atom)